Quick wins
Net zoals in elke andere sport zijn er in het zwemmen een aantal “marginal gains” of “shortcuts” die leven (een stuk) makkelijker maken door een kleine aanpassing in gedrag of uitrusting. Natuurlijk helpt het om goed te trainen, je techniek te verbeteren en gezond te eten, maar daar gaat deze blog even niet over. We hebben het nu alleen over de quick wins waar je niks extra’s voor hoeft te doen dan je normaal ook al doet, maar wel met een positief resultaat op je eindtijd. Lekker makkelijk toch? In deze vorm zal ik jullie een aantal quick wins geven, vandaag de eerste 2.
Rechte lijnen zwemmen
Het klink makkelijk, maar de snelste weg naar de overkant is nog steeds een rechte lijn. Toch zien we vaak zwemmers diagonaal de baan oversteken. Vaak komt dit voort uit de manier zoals we trainen, we maken ruimte voor elkaar zodat de zwemmer voor of achter je een keerpunt kan maken. Gelukkig lig je bij een wedstrijd in je eentje in een baan en mag jij bepalen welke route je neemt. Ik zal in dat geval kiezen voor de weg rechtdoor.
Tijdswinst:
Een zwembaan is 2.5m breed en 25 meter lang. Stel een zwemmer zwemt gedurende de hele baan over een breedte van 2m van links naar rechts. Pythagoras geeft ons dan een extra lengte van 8cm per baan (). Als we dan gemiddeld 20 seconden over een baan zwemmen komt dat neer op 6 honderdsten. Op 100m is dit een kwart seconde en op 800m al 2 seconden. Kortom, best de moeite waard tijdens een wedstrijd!
Er is iemand geweest die deze analyse nog wat verder heeft uitgezocht en heeft gekeken naar het tijdsverlies als je in een cirkel zwemt tijdens je wedstrijd. Benieuwd? Check dan even deze link: Swimming World Results Time Conversion Utility (swimmingworldmagazine.com).
Rechtdoor en met twee benen afzetten bij keerpunten
Dit voorbeeld geef ik vaak tijdens de trainingen; Hoe spring je zo hoog mogelijk op een trampoline? Antwoord; Niet te ver door je knieën zakken, met twee been tegelijk afzetten en recht omhoog! Toch zien we bij keerpunten nog vaak dat er schuin afgezet wordt, met 1 been, te dicht op de kant gekeerd wordt of juist te ver er vanaf (te kleine of een te grote kniehoek).
Afzet met 1 been:
De tijdswinst is die je hieruit kan halen is moeilijk te bepalen, echter kunnen we het wel beredeneren. Stel een zwemmer kan 50cm recht omhoog springen en allebei zijn of haar benen zijn even sterk. Dan is dat op 1 been ongeveer 25cm, niet meegenomen dat je waarschijnlijk een beetje in onbalans bent. Kortom, niet meer doen! Je kan beter zeker weten dat beide voeten de muur raken voordat je afzet, dan dat je probeert snel weg te zijn en het dan maar met 1 been doet. Tip: oefenen, oefenen en oefenen tijdens de trainingen.
Schuin afzetten:
Als we er vanuit gaan dat je bij een schuine afzet dezelfde grip hebt op de muur dan bij een rechte afzet dan kom je met dezelfde uitgeoefende kracht een kleine 10% minder ver (bij een hoek van ~20 graden) ten opzichte van een rechte afzet. Maar wie in Rhenen zwemt weet dat de kans op uitglijden behoorlijk is. Hoe kleiner de hoek met de kant, hoe groter die kans op uitglijden wordt. Voornamelijk bij trainingen zien we dit vaak gebeuren als we in grote cirkels onze oefeningen afwerken. Tip; Zwem het laatste stuk richting het keerpunt rechtdoor en zet rechtdoor af. Als de tweede zwemmer dan een klein stukje verder naar rechts afzet en de derde etc. ook dan zal je nooit met elkaar in de knoop komen!